JOEP
DERKSEN
KAAG
EN BRAASSEM – Het rapport van de Inspectie Jeugdzorg geeft een
schokkend beeld in het leven van twee kinderen die tien jaar lang in
angst en beven in een horrorhuis hebben gewoond. 'Professionals' van
allerlei hulpverlenende instanties liepen de deur plat om te praten,
praten en praten. Maar uiteindelijk leidde al dat gepraat alleen maar
tot een meisje dat ondervoed en onderkoeld buiten haar eigen voordeur
gezet wordt en vervolgens bijna overleed aan een hartstilstand.
Bureau
Jeugdzorg Zuid-Holland (nu: Jeugdbescherming West), Cardea, Horizon,
Curium en het Kernteam Kaag en Braassem: allemaal hebben ze gefaald
in het onderkennen van de ernst van de mishandeling van de kinderen.
De instanties weigerden informatie met elkaar te delen uit angst voor
het schenden van de privacy. De Inspectie Jeugdzorg maakt korte
metten met dit gemaksexcuus: 'Het beroepsgeheim is niet het geheim
van de gezondheidszorgmedewerker, maar het geheim van het gezin of
het kind. Het beroepsgeheim is bedoeld om de burger te beschermen
tegen het onnodig openbaar maken van persoonlijke informatie. In veel
situaties van (het vermoeden van) kindermishandeling zorgt
achterhouden van informatie voor andere bij de zorg voor het gezin en
kind betrokken ketenpartners niet voor bescherming van het kind, maar
levert juist schade op voor het kind, soms met fatale gevolgen.' De
instantie vervolgt: 'Als een gezondheidszorgmedewerker informatie
achterhoudt is die daarmee natuurlijk niet de veroorzaker van de
(fatale) gevolgen, maar wel (mede)verantwoordelijk dat een situatie
kon ontstaan waarin de dader tot zijn of haar daden kon komen.'
Uit
het onderzoek komt verder naar voren dat minimaal zes verschillende
gezinsvoogden met het gezin in aanraking kwamen. En allemaal begonnen
ze weer van voren af aan. Als de ouders dan aangeven, dat er geen
problemen zijn, wordt dat keer op keer voor zoete koek geslikt. Het
meisje wordt op advies van Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland in 2013 niet
onder toezicht geplaatst. Het rapport laat weten: 'De ingezette
hulpverleningstrajecten pasten steeds wel bij de beoogde doelen, maar
pasten niet altijd bij de daadwerkelijke problematiek binnen het
gezin die al jaren speelde. De instellingen waren daarbij onvoldoende
scherp op de veiligheid van beide kinderen. Over het algemeen werd te
weinig
hulp ingezet om zicht te krijgen op de veiligheid van kind 2. De
instellingen beoordeelden en wogen nooit alle signalen in samenhang
met elkaar. Hulpverleners
spraken
met de kinderen, echter door de steeds wisselende hulpverleners
bouwden zij geen vertrouwensrelatie met de kinderen op. Een andere
vertrouwenspersoon, bijvoorbeeld van school, werd niet ingezet voor
de kinderen.'
Het
onderzoeksrapport gaat verder: 'Voor beide kinderen is al in 2011 een
machtiging uithuis-plaatsing aangevraagd en verkregen, maar de
uithuisplaatsing werd niet geëffectueerd. Geen van de betrokken
instellingen stelden een veiligheidsplan op en alle betrokkenen waren
daarnaast onvoldoende scherp op overige signalen die in verband
stonden met onveiligheid, zeker wat betreft kind 2. Het merendeel van
de professionals besprak met de vader en de stiefmoeder dat bepaalde
gedragingen jegens de kinderen niet toelaatbaar waren. Concrete
afspraken over het beperken van veiligheidsrisico’s werden echter
niet gemaakt en professionals controleerden niet of deze gedragingen
niet meer voorkwamen. Wat betreft de dochter zijn veiligheidsrisico’s
door alle betrokken instellingen steeds onvoldoende beperkt.'
Ook
toen er 'ernstige signalen' waren van mishandeling van het meisje
werd er niet opgetreden. 'Veilig Thuis handelde onvoldoende bij een
acuut onveilige situatie van kind 2. Hoewel ernstige signalen
(lichamelijk letsel) bestonden over de veiligheid van kind 2 zorgde
Veilig Thuis niet voor directe opheffing van deze situatie. Keer op
keer trok de biologische moeder de afgelopen jaren aan de alarmbel,
maar even zo vaak werd ze door de instanties opzij geschoven, omdat
zij deze noodsignalen beschouwden opvatten als rancune naar
aanleiding van de scheiding. De instanties moeten de komende zes
maanden allerlei verbeteringen doorvoeren. Daarna gaat de Inspectie
Jeugdzorg beoordelen of de verbeterplannen volledig, realistisch en
ambitieus zijn. Verscherpt toezicht door de Inspectie Jeugdzorg wordt
door deze instantie niet uitgesloten.
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home