Dé lokale en regionale nieuwssite

Als journalist schrijf ik over actuele zaken. Ook zijn ruim 80 boeken van mij gepubliceerd. Deze blog heeft al miljoenen bezoekers verwelkomd. Hier vindt u alle, ruim 26.900, gepubliceerde artikelen, verschenen in landelijke, regionale en lokale dag- en weekbladen en magazines. Mocht u onderwerpen aan de kaak willen stellen, neemt u dan contact met mij op: info@writing4u.nl. Foto's kunnen, tegen vergoeding, besteld worden via dit emailadres.

03 juli 2012

10.000ste artikel!


‘We waren kanonnenvoer’

JOEP DERKSEN

NOORDWIJK – Om de plaatselijke veteranen nooit te vergeten, heeft de gemeente het Noordwijkse Veteranenboek uitgebracht. Het Witte Weekblad interviewde de twee oudste veteranen die het dorp rijk is: Jaap Baalbergen (95) en Leo Duyndam (86). In een tweeluik vertellen de beide oud-soldaten over hun belevenissen in Indië, de gevaren die ze tegenkwamen en hoe ze terugkijken op die periode. Deze week deel 2: Leo Duyndam, die als dienstplichtige soldaat werd uitgezonden naar Indië tussen 13 april 1947 en april 1950.

In 1947 was Duyndam werkzaam als banketbakker, maar toen hij opgeroepen werd om naar Indië te gaan, aarzelde hij geen moment. ‘Bij veel blanken werd de keel doorgesneden door de aanhangers van Soekarno; de Ploppers. Wij werden als kwartiermakers overal vooruit gestuurd om de acties voor te bereiden. Als eerste zetten we de kazerne in Surabaja op poten. Ons doel was om onze koloniën terug te krijgen; daar deed koningin Wilhelmina ook een oproep voor. Na vijf jaar onderdrukt te zijn geweest, konden we nu eindelijk Nederland helpen.’

Duyndam had niets tegen de lokale bevolking; ‘We hadden er altijd goed contact mee.’ Hij herinnert zich: ‘In die tijd was je als blanke “verheven” boven de niet-blanken. De lokale jongens waren voor één rupia de hele dag bezig met het schoonmaken van de geweren. Als soldaten kregen we 54 rupia per maand en voor dat bedrag moesten we met oud materiaal vechten en ben ik een paar keer bijna dood geweest.

Hoewel Duyndam actief was als chauffeur en geen vechtsoldaat was, heeft hij zijn portie van gevechtshandelingen wel gehad. ‘We werden ’s ochtends vroeg door 600 man aangevallen en aan alle kanten raakten mijn kameraden gewond. Ik ben met zes gewonden 30 kilometer door vijandelijk gebied gereden om ze naar het ziekenhuis te brengen.’ De eerste twee politionele acties hadden bijna het gewenste succes gehad, zo herinnert Duyndam zich: ‘We hadden Oost-, Midden- en West-Java bijna helemaal veroverd.’

Het vechtenthousiasme werd onder de soldaten na twee jaar minder. ‘Onze thuisvaart werd steeds maar uitgesteld en we moesten hier bijna een jaar op wachten. Daar hadden we de pest in. Vervolgens moesten we onze auto’s overdragen aan het Indonesische leger. Dat deden we ook, maar we gooiden eerst kilo’s suiker in de benzinetanks, zodat die auto’s na twintig meter niet meer reden.’

Hoe kijkt Duyndam terug op die periode? ‘Ik heb er geen moeite mee, maar we hadden de mensen meer moeten benaderen om in samenwerking te leven. Daar is niets van gekomen, want die Ploppers bleven maar bommen gooien. En wij dus ook. Maar in feite hadden we niets in Indië te zoeken. We moesten daar suikerplantages veroveren die eigendom waren van een Nederlander. Dan sneuvelen twee van je kameraden voor zo’ rottige plantage.’

Hij vervolgt: ‘Inderdaad heb ik iemand doodgeschoten; het was hij of ik en dan heb ik toch liever dat hij het was. Na twee jaar begonnen we de onzin in te zien van waar we mee bezig waren. Iedere dag sneuvelden zo’n 15 mensen. Achteraf gezien was ik liever thuis gebleven. Nu weet ik dat we in feite kanonnenvoer waren; de officieren besteedden geen aandacht aan ons terwijl we met bosjes stierven. Ik mag nog leven en geniet hier iedere dag van, samen met mijn vrouw, kinderen en kleinkinderen.’