Hoe is het toch met…?
De beste journalisten zijn eigenzinnig en Van Egmond erfde deze eigenschap ongetwijfeld van zijn moeder. ‘Zij heeft tegen de zin van de hele familie doorgedramd dat ik een middelbare schoolopleiding zou volgen. Ze heeft mijn boeken betaald met de dubbeltjes en kwartjes die ze verdiende uit de ‘Zimmer mit Frühstück’ overnachtingen van de Duitse toeristen’, zo laat hij weten en vervolgt lachend: ‘Ik heb haar inzet naar waarde geschat door negen jaar over de vijfjarige HBS te doen en ook nog eens vier scholen te verslijten.’
Het was de pure passie voor de journalistiek die ervoor zorgde dat Van Egmond in dit vak terecht kwam. Na zijn eindexamen HBS-A behaalde hij ook het toelatingsexamen voor de School voor de Journalistiek in Utrecht – en liet hiermee 740 concurrenten achter zich. Aan de opleiding zelf is hij echter nooit kunnen beginnen; hij werd vader van een dochter en diende dus te zorgen voor brood op de plank. De doorbraak in zijn journalistieke carrière kwam echter al na een jaar, toen het Financieele Dagblad hem de kans gaf zich te bewijzen als allround inzetbare redacteur. ‘Ik heb me als één van de eersten in Nederland kunnen wijden aan onderzoeksjournalistiek. Door allerlei schnabbels aan te pakken heb ik aan vrijwel alle vormen van het vak op niveau kunnen ruiken.’
Afwisseling
Over het vak zelf: ‘Ik schreef over het gebruikelijke nieuws van de straat. Ik vond dat heerlijk, omdat ik buiten Noordwijk met alle andere vormen van journalistiek bezig was. Binnen- en buitenland, radio en televisie en sport; voor zowel landelijke als internationale media. Het regionale nieuws was voor mij een goede afwisseling.’ Door zijn activiteiten in het management van Parker Basketbal in Leiden heeft hij de lokale journalistiek tien jaar lang opzij gezet om de schijn van belangenverstrengeling te vermijden. Met betrekking tot het verslaan van de lokale politieke beslommeringen: ‘Politiek was in de tijd, dat ik die in Noordwijk versloeg, een zaak van ‘grote meneren in de lokale samenleving’: Gerard Vogelaar, de pas overleden Jacques de Geus, Leo Alkemade, Klaas Rubingh en Ted Jansen. Het merendeel van mijn collega’s volgde hun mening zonder daar kanttekeningen bij te (durven) plaatsen. Ik was eigenlijk de eerste, die daar het lef toe had; noem het maar jeugdige onbezonnenheid.
Hebt u veel vrienden gemaakt tijdens dat schrijven? Of vijanden? ‘Heerlijke vraag. Ik heb altijd gezegd, dat de helft van de lezers mij een aardige vent vond en de andere helft me het liefst twaalf voet onder de zoden wilde stoppen. Die verhouding bedroeg waarschijnlijk 20/80, maar een mens mag zichzelf toch ook wel eens kietelen. Mijn verhalen gingen zelden over mensen, maar altijd over zaken. Zaken worden echter altijd ingestoken door mensen. Ik kan met de hand op het hart verklaren, dat ik nooit de intentie heb gehad om mensen te kwetsen. Als zij dat wel vinden, was het vaak een gevolg van lange tenen. En daar kon ik niets mee.’
Slaag
Het schrijven van de columns was voor Van Egmond een fantastische ervaring. ‘De column [en ik dus ook] had invloed op het maatschappelijk leven in Noordwijk. Dat was precies wat ik wilde; mensen gingen nadenken over bepaalde zaken. Ik ben altijd wars geweest van status en macht, maar wil wel invloed hebben. Mijn column had geen vaste plaats in de krant, omdat we wisten dat de meeste lezers toch eerst op zoek gingen naar de column om te kijken wie Frans van Egmond nu weer had afgemaakt. De keren, dat ik met een pak slaag of een rechtszaak ben gedreigd, zijn legio. Pas later kreeg ik de klappen waarom ik zo had gevraagd, toen ik betrokken was bij een ongeval. Ik ben meedogenloos afgemaakt. Daar zat ik niet mee, wel met het feit dat mijn vrouw en kinderen ook werden aangepakt.’
Door de jaren heen is Van Egmond milder geworden; daarom schrijft hij ondanks verzoeken hiertoe geen columns meer. ‘Bovendien moet je als columnist een volstrekte insider zijn. Je moet weten wat er speelt, bereikbaar zijn voor tips van Jan en Alleman en sommige zaken kunnen checken. Van een afstand ben je al gauw vanaf de zijlijn bezig en dat is niet goed.’ Hij heeft meerdere publicaties op zijn naam staan, waaronder ‘Zorg om een kind’; hierin staan twaalf interviews met kinderen, die patiënt zijn geweest van Robert Holl, de baas van de kindergeneeskunde in het LUMC. ‘Het zijn ongelooflijk aangrijpende verhalen over doorzetten en incasseren. Niet omdat ik ze heb geschreven, maar omdat hun relaas zo indrukwekkend is.’
Tegenwoordig heeft Van Egmond, die een van de medeoprichters van Space Expo was, zijn eigen PR-bureau. In 1999 verhuisde hij naar Idsegahuizum; ‘Ik realiseerde me dat de komst van de Bollenstad een kwestie van tijd was en woon nu in een vlekje op de kaart met slechts dertig huizen. Maar nog altijd vind ik het heerlijk om terug te gaan naar Noordwijk. Eigenlijk mis ik maar één ding: het strand, waarop ik eens een nachtelijke wandeling bij volle maan had met Beau, de hond van Marjolijn van der Jagt. Deze ervaring bij windkracht negen in de maand november was een belevingservaring van intens geluk.’
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home