Dé lokale en regionale nieuwssite

Beste bezoeker, Als journalist schrijf ik over actuele zaken. Deze blog heeft al miljoenen bezoekers verwelkomd. Hier vindt u alle, ruim 26.800, gepubliceerde artikelen, verschenen in landelijke, regionale en lokale dag- en weekbladen en magazines. Veel leesplezier! Mocht u onderwerpen aan de kaak willen stellen, neemt u dan contact met mij op: info@writing4u.nl. Foto's kunnen, tegen vergoeding, besteld worden via dit emailadres.

27 januari 2012

Hoe is het toch met Jan van Duin?

NOORDWIJK – In zijn jeugd droomde hij ervan om huisschilder te worden. Het leven had echter iets heel anders voor hem in petto: in 1956 ontving hij de innerlijke overtuiging dat voor hem een taak was weggelegd om het evangelie te verkondigen. Maar een dominee worden, zat er vanwege zijn schoolcarrière niet in. Het leek een ondoenlijke taak, maar op zijn 76ste kan hij als medeoprichter van de Gemeenschap van Christenen De Ark toch tevreden terugkijken op een gedienstige carrière. Het is dus de hoogste tijd om ons af te vragen: ‘Hoe is het toch met Jan van Duin?’

De in Noordwijk aan zee geboren vader van Jan van Duin was een van de eerste slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Hij werd tijdens de Duitse invasie van mei 1940 gedood bij de Moerdijkbrug. De weduwe werd met haar kinderen enkele jaren later het huis uit gezet, waarna ze onderdak vond bij kennissen in het oosten van het land. Dit bleek ook de redding te zijn van het gezin, want hierdoor ontweken ze de hongerwinter. Na de oorlog wilde Van Duin huisschilder worden, maar vanwege zijn jeugdeczeem zette zijn moeder hem op een meubelmakeropleiding.

Hij ging van 1955 tot 1957 in militaire dienst: zijn moeder pakte zijn baal en legde de bijbel bovenop de kleren. Van Duin: ‘Bij aankomst ging die bijbel direct achter in mijn kledingkast, want je gaat er met zestien jongens op een kamer niet in lezen.’ Maar hij kwam in gesprek met een van hun over het geloof en om deze discussies beter aan te kunnen, pakte Van Duin op een dag zijn bijbel. ‘Toen ging er een vonkje branden en ontstond een innerlijk verlangen dat tot op de dag van vandaag niet meer uit te blussen is.’ Hij wist dat zijn ware roeping was om het geloof te brengen en volgde de Catechetenopleiding en studeerde vier jaar lang in de avond de Reformatorische Bijbelstudie.

Zijn eerste preken hield hij bij de reumakliniek Sole Mio en vanaf dat moment ging het ‘van kwaad tot erger’, lacht Van Duin. ‘Ik had geen officiële toestemming van de kerken, maar hield zeventig preken per jaar; soms wel drie op één zondag.’ In 1974 nam Van Duin het initiatief om samen met drie anderen op straat met de jongeren over het geloof te praten. ‘We trokken van bar tot bar en het contact maken ging wonderwel.’ In 1980 richtten zij de Stichting De Ark op, waarna ze drie jaar later gratis gebruik mochten maken van een huis aan het Picképlein. Vanaf dat moment bestond het Evangelisch Ontmoetingscentrum De Ark officieel. In eerste instantie maakten de mensen vijf moeilijke jaren mee: vechtpartijen, een inbraak en een poging tot brandstichting. ‘De duivel probeerde ons eruit te pesten’. Maar steeds meer mensen kwamen naar de ark toe.

Nadat Van Duin zich opnieuw liet dopen, was hij niet meer welkom bij de gereformeerde kerken. Samen met anderen besloot hij om de Gemeenschap van Christenen De Ark als zelfstandige gemeente in het leven te roepen. ‘Met honderd leden belijden we dat een leven zonder geloof in Jezus Christus als Heiland en Verlosser een verloren leven is. Als je niet in de Zoon gelooft, ben je reddeloos verloren en ga je naar de hel. Dat is de duidelijke boodschap van Jezus Christus zelf en van heel de bijbel. En ook dat mag niet verzwegen worden’ Van Duin heeft drie jaar geleden een stapje teruggedaan in De Ark: ‘Anderen hebben het overgenomen en dat gaat prima. Zolang God ons niet bekend maakt dat we weg moeten, blijven we aan het Picképlein zitten.’ Hij blijft echter nog altijd actief: ‘De komende jaren blijf ik preken op begrafenissen en huwelijken. Ik ben geroepen om Jezus Christus te verkondigen als Redder der wereld en dus ook voor Noordwijk. En dat zal ik blijven doen, zolang als ik dat kan.’