“De KNRM is mijn leven”
KATWIJK – Theo Rovers komt uit een generatie van KNRM-mannen. Zijn grootvader redde al mensen in de jaren ’30 van de vorige eeuw, waarna Rovers’ vader het stokje, of beter: de reddingsboot, in 1958 overnam. Twee weken na het overlijden van zijn vader trad Rovers toe tot de KNRM (Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij) en sinds enkele jaren werkt hij bij deze reddingsorganisatie samen met zijn eigen zoon. Voor de 52-jarige is zijn hulp om de medemens uit de zee te redden veel maar dan vrijwilligerswerk: het is een missie en een passie. Al 25 jaar verzamelt hij alle informatie over de KNRM en minstens evenzo lang beluistert hij dagelijks de scanner. “Als ik thuis kom, vertel ik mijn vrouw wat er gebeurd is.”
Door Joep Derksen
Al van jongs af trok het water. Rovers’ moeder noemde hem een “wegloper”: “Zij had me met tuigjes aan de tafel vastgemaakt en toch liep ik weg. Dan ging ik naar het Prins Hendrikkanaal bij de brandweerkazerne: ze was daar niet blij mee omdat ik helemaal nog niet kon zwemmen. Op latere leeftijd genoot ik van het strand en de duinen; samen met vrienden stookte ik fikkies of ging voetballen op het strand.” Het werkzame leven van Rovers begon op zijn vijftiende, toen hij aan zijn carrière bij Norhtgo Deuren begon en uiteindelijk machinaal houtbewerker werd. 37 Jaar later werkt hij nog altijd bij zijn eerste werkgever: “We zitten al heel lang met het zelfde clubje jongens bij elkaar; we hebben een honkvaste ploeg”, zo verklaart Rovers zijn trouw aan het bedrijf.
In 1985 trad Rovers toe tot de KNRM, maar voordien was hij al vele jaren als vrijwilliger bij deze organisatie betrokken; hij hielp bijvoorbeeld met schilderen. Als kleine jongen liep hij zijn vader achterna wanneer die op oefening ging en uiteindelijk zijn hij en twee van zijn broers bij de KNRM gekomen. “Als mijn vader met de jongens van de KNRM van Rijnmond naar het strand gingen, dan was dat een hoop spektakel. De tractor maakte een hoop herrie en wij renden mee. Mijn negen jaar oude broer ging als eerste bij de KNRM en toen mijn vader in 1985 overleed werd ik erbij gevraagd.”
Veiligheid
Hoe voelde het om zijn vader letterlijk op te volgen en op zijn plaats “tussen de jongens” te komen? “Hij was reserveschipper en ik begon onderaan de ladder als helper aan de wal. Ik spande de boot in, legde de touwen klaar en haalde de boot weer in. Ik werd goed opgenomen in de groep en voelde me geen vreemde eend in de bijt, al had ik het heel fijn gevonden als hij had kunnen meemaken dat ik tot de KNRM toetrad.” Hij vervolgt: “Als helper aan de wal loop je met de jongens mee en leer je alle aspecten van veiligheid. Ik vond het leuk werk dat al je handelingen elkaar opvolgden. Je reed de boot met de tractor de zee in en kiepte de kar om. Bij terugkeer van de boot moest je met vier man op de kar om hem terug te krijgen, waarna één man de boot met een pen moest blokkeren. Tegenwoordig gaat het met die nieuwe spullen allemaal vanzelf.”
Na een jaar of zes vertrok een tractorchauffeur en werd Rovers gevraagd of hij deze positie wilde gaan vervullen. Hij toont een foto in een van de vele albums met krantenknipsels en fotoafdrukken die hij al 25 jaar verzameld. “We reden met een oude D4 Caterpillar. In 1994 kregen we een nieuwe trekker, die een stuk moderner was: je zat binnen met airco en verwarming en kon er met je zondagse pak in.” Door zijn nieuwe functie kon Rovers niet meer met de jongens mee de zee op om drenkelingen te redden of te helpen bij schepen die in problemen zijn. “Het onderhoud plegen vind ik ook heel fijn. Je moet ervoor zorgen dat alles goed voor elkaar is. In die 25 jaar is het slechts een keer voorgekomen dat de tractor vanwege een lege accu niet startte bij een uitruk. Dat hebben we gelukkig met een luxe auto opgelost.”
Overlijden
In de kwart eeuw dat Rovers in actie kwam, heeft hij vier keer meegemaakt dat iemand kwam te overlijden. “Ook al haal je de mensen niet zelf uit het water en maak je het van afstand mee, doet het je wel iets. Je moet het echter zo snel mogelijk van je afzetten. Als ik thuis kom, vertel ik mijn vrouw wat er gebeurd is.” Tijdens het interview klinkt er plotseling een luide stem door de kamer. Rovers wijst: “Ik volg de scanner en luister mee met de zeilboten en de jachten. Als die bijvoorbeeld motorstoornissen hebben, dan nemen zij contact op met de kustwacht. Op dat moment kan ik meeluisteren en als het een helder geluid is, dan is die boot bij ons in de buurt. Dan stap ik direct in de auto en stroomt de adrenaline door mijn lichaam. Automatisch rijd ik dan wat sneller, want er is niets mooier dan een mooie redding.” Zijn vrouw verzucht met een lach: “Het is nooit stil in huis. Hij heeft een scanner in de woonkamer, op onze slaapkamer en ook bij onze zoon op de slaapkamer staat een scanner.”
De ogen van Rovers lichten op als zijn zoon Leendert ter sprake komt: “Hij was altijd geïnteresseerd om op de tractor plaats te nemen. Nadat een chauffeur ontslag nam, werd hij een van de drie chauffeurs.” Rovers wordt enigszins emotioneel: “Het is fantastisch dat je eigen zoon jouw hobby overneemt en het doet me heel wat dat ik met hem samenwerk. Iets wat ik nooit met mijn vader heb kunnen doen.” Hij herinnert zich: “De pieper kan op ieder moment afgaan. Toen de kinderen klein waren, zouden we naar Duinrell gaan. Ik werd gepiept en moest weg. Daar stond mijn vrouw met twee huilende kinderen aan wie ze moest uitleggen waarom ze niet naar het pretpark konden. Ook komt er vaak een oproep op zondag, tijdens het avondeten.”
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home