Het einde van het gedogen
ALPHEN AAN DEN RIJN – Het is zijn 148ste boek, maar misschien wel het meest bijzonder. Auteur Robert Jan Blom (73) heeft de staat van de wetgeving in Nederland onderzocht. Zijn bevindingen en conclusies staan in zijn recent verschenen boek ‘Nederland Gedoogland’.
JOEP DERKSEN
De ene na de andere wet wordt iedere dag door het Parlement
gejaagd. Andere wetten worden weer aangepast; de gemiddelde Nederlander heeft
allang het overzicht verloren op al die duizenden wetten. Maar volgens Blom
lijken ook politie, justitie, bestuurders, rechters en opsporingsambtenaren
(boa’s) de handhavingsweg kwijt te zijn. Met name om de vraag wanneer er wel of
niet gedoogd kan worden. Blom pleit er in zijn boek voor, dat er veel minder
gedoogd moet worden. Hij verwelkomt strengere straffen, zonder dat Nederland
een politiestaat moet worden.
De antivloekwet, de Veerwegwet uit de jaren ’50, waarin
staat wat je wel en niet op jouw boot mag vervoeren en de
Majesteitsschenniswet. Blom noemt ze: ‘flauwekulwetten’. Het niet handhaven op
officiële wetgeving leidt ook wetteloosheid in de hand, zo vindt de auteur. Hij
geeft een voorbeeld: ““Een meisje dat verkracht wordt, hiervan aangifte doet en
vervolgens de dader door de politie wordt uitgenodigd voor een ‘foeigesprek’.”
Er moeten veel minder taakstraffen en veel meer échte straffen
worden opgelegd, zo stelt Blom. “Een taakstraf van 40 uur is in feite een vorm
van gedogen. Voor zware overtredingen moet de rechter hogere straffen opleggen.
Mensen komen nu weg met tien jaar gevangenisstraf. Maar een figuur die kinderen
vermoord, hoor je niet meer in onze samenleving terug te zien.” Hij haakt in op
de actualiteit: “Ik begrijp niet hoe het kan, dat een veroordeeld ex-lid van de
Hofstadgroep Mark Rutte adviseert over de veiligheid. Terwijl ze is veroordeeld
voor verboden wapenbezit!”
In zijn boek geeft Blom een zestigtal voorbeelden van
voorbeelden, die in aanmerking komen voor gedogen. Hij pleit ervoor, dat
ministers en leden van de Tweede Kamer voortaan beter nadenken voordat ze
nieuwe wetten invoeren. En eerst gaan praten met bestuurders, burgemeester en
politie om na te gaan of die nieuwe wetten wel goed te handhaven zijn. “Moet je
wel wetten tot stand brengen waarvan je van tevoren weet dat ze niet te
handhaven zijn? Er wordt teveel gedoogd, zonder de zaak voor te leggen aan de
rechter. Boa’s en politieagenten die gedogen hebben daarover geen verklaring af
te leggen. Ze doen het uit eigen beweging. Iedereen schijnt het wel goed te
vinden. Maar er wordt teveel gedoogd. Heel vaak gebeuren dingen in de
samenleving waarvan de bevolking zegt; ga het handhaven.”
Maar met minder gedogen en zwaardere straffen; is dat niet
het pad naar een politiestaat? “Inderdaad moet je ook geen politiestaat hebben,
maar beperk het aantal wetten en zorg dat de wetten die overblijven wél goed
gehandhaafd worden. Je moet een tussenweg vinden in een politiestaat en een
staat waarin bijna alles gedoogd wordt, behalve zware criminele zaken.”
Voor wie is het boek bedoeld? “In eerste instantie voor de
politiek, voor boa’s, burgemeesters en rechters. En voor iedereen die hier
kennis van wil nemen. Ik mag mezelf op de borst kloppen: het is een boek dat
begrijpelijk is voor iedereen. Er staan vele voorbeelden in; het is een boek
waarmee je jezelf heerlijk kunt ergeren aan de idiote dingen in de
maatschappij.”