Rapport schrijft wat opdrachtgevers willen

LISSE – Het bureau Twynstra Gudde Adviseurs en Managers heeft een 40-pagina’s dik document geschreven over de mogelijke samenvoeging van Holland Rijnland en de Rijnstreekgemeenten. Dit bespreekdocument, getiteld ‘Rijnstreekgemeenten en Holland Rijnland’ is voor de gemeenteraden opgesteld ‘ter voorbereiding van besluitvorming in de gemeenteraden over een mogelijke aansluiting van de Rijnstreekgemeenten bij Holland Rijnland’, aldus H. Lenferink, voorzitter van het bestuur van Holland Rijnland, en N. Schoof, voorzitter bestuur Rijnstreekberaad.

Het credo ‘Wie betaald, bepaald’ gaat hier zeker op. Het is algemeen bekend dat de besturen van zowel Holland Rijnland en het Rijnstreekberaad voorstander zijn van een samenvoeging van beide niet-democratisch gekozen entiteiten. Een aantal gemeenten sputteren nog tegen, maar dit document zou die tegenstribbelaars moeten helpen overtuigen. Twynstra Gudde doet hier dan ook exact wat van hen verlangd wordt: 41 pagina’s lang wordt uitgebreid uit de doeken gedaan wat de meerwaarden zijn van een samengaan tussen de Rijnstreekgemeenten en Holland Rijnland.

Een compliment moet gegeven worden aan Twynstra Gudde, want dit bureau heeft in ieder geval niet getracht om een schijn van onpartijdigheid te creëren door een aantal negatieve kanten zijdelings te benoemen en tegelijkertijd weer onderuit te halen. Enkele citaten uit het onderzoekje: ‘Strategische meerwaarde van aansluiting; het gebied heeft unieke kwaliteit. De onderlinge verhoudingen en tegenstellingen hebben zich doorontwikkeld tot een sterk weefsel van onderling afhankelijke en elkaar versterkende deelgebieden die met elkaar een unieke kwaliteit vertegenwoordigen.’ Ook termen als: ‘versterking van het economisch profiel’, verbetering van bereikbaarheid over de weg’, ‘versterking van natuurwaarden’ en versterking van woon- en leefkwaliteit voor de inwoners’ passeren uiteraard de revue.

De gemeenteraden van de aangesloten gemeenten hielden woensdag 3 september een bijeenkomst in de Warmondse Kaagsocieteit, waarbij dit rapport als leidraad werd gebruikt.